Soms zou ik willen dat ik minder voel. Dan kijk ik om me heen en dan lijkt het alsof de mensen om mij heen hulzen zijn. Hulzen die alleen in mijn versie van de realiteit rondlopen. En dat ik, of een representatie van mij, weer in de realiteit van anderen rondloop. En dat iedereen zo in zijn eigen versie rondloopt. Waarin de ander een placeholder is, een afgevaardigde zonder mandaat van een feitelijke ander, maar niet echt genoeg om rekening mee te hoeven houden. Niet echt rekening houden. Meer voor de vorm. Voor het fatsoen.

Maar dat gaat alleen maar goed zolang ik blijf besluiten te willen voldoen aan een of andere norm. Ik voeg mij. Maar du moment dat ik dat loslaat, begint de boel te wankelen. Maar ook: dan blijken die lege hulzen niet alleen maar leeg. Of in ieder geval: ze zijn met zo veel dat, zelfs als ze leeg zouden zijn, ze me wegblazen. Hun wankelen is stabieler dan het mijne.

Fatsoen is een manier om de werkelijkheid buiten de deur te houden, je ondertal te verdoezelen. Maar het benadrukt je alleenheid ook. Want die leegheid… mensenkinderen, die leegheid. En dan zou ik willen dat ik meer voel. Desnoods pijn. Maar geen zoem meer. Die monotone zoem van een roltrap, de stofzuiger. De electrische tandenborstel. De branding. Testbeeld.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2013 ikvergisme // Aangedreven door WordPress