Er is al zo vermoeiend veel geschreven over de dingen die mij bezighouden. Waarom zou ook ik er nog aan beginnen? De aanblik van mijn toetsenbord of pen overvalt me. Wie ben ik nou helemaal? Wat heb ik toe te voegen?
Waar denk ik aan? Het leven, de dood. Verdriet. Mensen missen. Dingen missen. De tijd en de liefde. Voorwaar geen eenvoudige zaken. Maar mijn meningen daarover, mijn gedachten: gemeenplaatsen. Ik denk niet dat daar publiek voor is. Of misschien alleen de eenvoudigste der zielen. Brugklassers.
Dat in zichzelf is een weinig verheffende gedachte. Want wat zou het? Maar ook: wat zegt dat over mij? Ben ik een puber in het lijf van een veertiger? Hebben mijn gedachten zich nooit verder ontwikkeld, omdat ze me in hun eenvoudigste staat al teveel waren? Ik kwam nooit toe aan het uitserveren, omdat ik nooit tevreden was met de dikte van het deeg. Ik raakte nooit op de openbare weg, omdat ik dacht dat de perfecte bevestiging van mijn fietstas essentieel was. En dus blef ik rommelen in de garage.
Mijn gedachten, die misschien uit hadden kunnen groeien, tot wasdom hadden kunnen komen,al had ik ze die kans gegeven, al had ik ze blootgesteld aan zuurstof, aan alternatieve verklaringen, de wetenschappelijke methode… Helaas: ze stolden onder mijn goedbedoelde zorg. De angst verder te beschadigen voorkwam dat er diepte ontstond, karakter.
Met enige regelmaat waag ik een halfslachtige poging. Het toetenbord gromt me toe. Smijt verwijtende, minachtende blikken mijn kant op. Wat wil jij dan? Jij hoopje cliches. Meningen met een baard. Weigeraar een positie te kiezen.
Je mag niet meespelen zonder in te zetten vriend. Dit is geen liefdadigheid.