Er zijn dagen waarop ik mij totaal niet weet te verhouden tot tot de wereld. Alles buiten de vensters van mijn ogen komt me voor als een totaal arbitraire interpretatie van iets heel anders, iets veel minder beslists. De anatomie van mijn handen en vingers ontroert me, het mechaniek van mijn ogen en de spieren die mijn oogbol besturen, en de lens en de lichtval en de wetenschap dat er een soort kabels van de achterkant van mijn ogen naar mijn hersenen lopen en dat ik die informatie dan op een bepaalde manier interpreteer en dat ik daar dan woorden voor heb en dat ik die woorden kan uitspreken en dat jij die woorden dan hoort en hopelijk een vergelijking kan maken tussen de afgesproken betekenis van die woorden en een eerdere eigen ervaring met iets waaraan je vergelijkbare woorden gaf, of de herinnering waaraan je met dezelfde woorden labels hing alvorens je ze opborg: de compexititeit en onwaarschijnlijke fragiliteit van dat systeem maakt me van slag en sprakeloos en geeft me een gevoel van eindeloze voertuigheid. Ik ben een enkele verhuisdoos in de enorme verhuizing van de soort en de aarde en alles erop en haar geschiedenissen, dwars door de tijd. Dat wat ik als mijzelf beschouw is afleiding. De film in het vliegtuig die ons ervan weerhoudt te twijfelen aan de constructie van de vleugels en de angst verstomt, de angst die onheroepelijk komt als je nadenkt over waarom het waanzin is om met 100 mensen in een afgesloten blikje hoog door de lucht om een bal te vliegen, een bal met erom een klein laagje adembare lucht, in een zwart vacuum. Zonder einde en zonder begin. 

En er zijn dagen waarop het wel gaat, en ik kijk naar plaatjes van katten op het internet.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2013 ikvergisme // Aangedreven door WordPress